maandag 12 september 2011

In Oirconde des waarheids

Afgelopen zomer ben ik afgestudeerd aan de studie BNB met als minor Landschapsgeschiedenis. Diezelfde minor bracht mij op het punt waar ik nu sta: als student Landschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Bijkomend voordeel aan een universiteit is dat je zelf je vakkenpakket mag samenstellen. Je kan je voorstellen dat ik me als een kind in een snoepwinkel voelde (ik wil nog steeds het liefst alles opeten, zonder te moeten kiezen). Naast wat reguliere vakken viel mijn oog op de cursus Paleografie, oftewel oude geschriften. Het doel van deze cursus is het kunnen lezen van dergelijke geschriften tot aan de 17e eeuw. Het leek mij donders interessant en had toen nog geen idee van het kleine stukje taalkundige hel waar ik in terecht zou komen.

Die onwetendheid verdween al snel toen ik de eerste les achter de rug had. Zo was enige vorm van spelling nog toekomstmuziek: je schrijft het woord simpelweg zoals jij vindt dat het geschreven dient te zijn. Blijkbaar was mijn te vertalen stukje tekst geschreven door iemand die het ook erg moeilijk vond om te kiezen, aangezien hij voor één woord drie verschillende schrijfwijzen had.

In die tijd was het streven zo snel mogelijk te kunnen schrijven, immers tijd is geld (ook al in de 17e eeuw). Het was dan ook niet vreemd om veel gebruik te maken van afkortingen. Gelukkig hadden ze daar wel een regel voor. Twee horizontale strepen onder een afgekort woord duidt op een afkorting. Ook hier had mijn schrijver weer een creatieve oplossing voor: laat ik de gangbare afkortingen nogmaals afkorten, dan is mijn brief sneller klaar. In die tijd waarschijnlijk een briljante zet, voor mij als vertaler wat extra grijze haren en een dik kwartier blindstaren op een woord. Je snapt dat mijn frustratie lichtelijk toenam en het woord ‘sterf’ al verscheidene malen mijn lippen was gepasseerd.

Na opnieuw wat blindstaren op een woord (ik las duidelijk ‘hologeen’ of ‘halogeen’, maar als je daarmee in die tijd aankwam werd je levend op de brandstapel gegooid), besloot ik Tim, ook wel bekend als Pluisje, te laten helpen. Hij pakte het papier en met een dyslectische kijk had hij binnen luttele seconden het antwoord: “Er staat hooge en laage.” Heh? En die L dan? Na nog eens staren had ik de boosdoener: wederom de creatieve uitspatting van de schrijver. Blijkbaar was het in die tijd erg deftig om zo veel mogelijk boogjes te maken in de tekst en één van die boogjes liep door het woord ‘hooge’ heen. Juist, snel klaar zijn door afkortingen af te korten, maar dan wel onnodig veel tijd besteden aan zinloze boogjes. Raar volkje.

Het is me inmiddels gelukt om de brief te vertalen en om maar even in de trend te blijven zal ik afsluiten zoals vroeger gebruikelijk was:
In Oirconde des waarheids en tot vestenis of deeses, heb ik deze brief opgemeld en met mijn Naamsvertekening en door het aanhangen van mijn gewoon Zegul bevestigd te Rheden op den 10 September 2011.

Was getekend,





zondag 4 september 2011

hagedissen en lieveheersbeestjes tijdens intro.

1 keer per jaar, begin september stroomt Van Hall Larenstein vol met nieuwe studenten die op introweek gaan. Dat is een mooie kans om wat te laten zien van Velp en de omgeving. Zo ook op de opleidingsgerichte dag van Bos en natuurbeheer. 4 docenten en 2 LaarX leden doen op de Posbank hun best om wat te vertellen over de omgeving. Denk aan cultuur, planten, bomen, dieren en natuurlijk een discussie over de moeilijkste vraag ooit, wat is natuur? Ik mocht die dag vertellen over mijn favoriete onderwerp, dieren. Op de Posbank komt onder andere de zandhagedis voor. Deze hagedis liet zich gelukkig zien tijdens de excursie. Er kwam vlak achter me een juveniel diertje dat nog maar net uit het ei was gekropen langsgelopen. Een geweldige kans om deze mooie, prehistorische minidinosaurusjes wat beter te bekijken.

Verder zat de heide vol met het zevenstippelig lieveheersbeestje. Deze luizeneter is gelukkig nog volop te aanschouwen in Nederland. Om gelijk wat fabeltjes uit de wereld te helpen: het aantal stippen zegt niets over de leeftijd maar over de soort en lieveheersbeestjes plassen niet als je ze vast pakt, maar scheiden een gele bittere afweerstof af. Het zevenstippelig lieveheersbeestje wordt de laatste jaren flink beconcurreerd door het veelkleurig aziatisch lieveheersbeestje. Deze diertjes zijn ooit ontsnapt uit kassen waar ze werden gebruikt voor de biologische bestrijding van luizen, maar zijn nu massaal in het wild te vinden waar ze concurreren met de inheemse soorten. Zo zie je maar, biologische bestrijding kan ook schadelijk zijn voor de natuur.

Foto's en tekst: Robin Kraaij

zaterdag 3 september 2011

Tersc-HELL-ing!!!

Mijn naam is Christiaan Hoogendoorn en ik ben gevraagd om een verslagje te schrijven over het LaarX kampje naar Terschelling.

Ik ben al best bekend met dit soort kampen vanwege mijn lidmaatschap bij de JNM(Jeugdbond voor Natuur en Milieustudie). Maar voor diegenen die dat niet zijn zal ik de scène even scheppen:
Je bent met een groep knotsgekke natuurhippies een paar dagen lang in de natuur…
Dat is het eigenlijk. Dus als je van de natuur houd, en het reguliere curriculum van school niet voldoende je honger naar kennis stilt, dan zijn laarx bezigheden ideaal. Er word alleen wel van je verwacht dat je haar minstens 20 cm lang is of dat je een patriarchaal baardje bezit :D

Nou goed. Dat terzijde.

Nadat we met een dag!!! vertraging uiteindelijk op het eiland terecht kwamen gingen we gelijk los in de duinen vlakbij de haven. Met gevaar voor eigen leven waagden we ons tussen de struiken die vol zaten met rupsen van de Bastaardsatijnvlinder. Dit abominabele rupsje bezat haren met bijtende werking. Wie niet sterk is moet slim zijn, en wie niet sterk en niet slim is moet dan maar giftig zijn. We trotseerden duizenden van deze duivels in onze zoektocht naar zeldzame en leuke plantjes. En die hebben we gevonden: Duinviool, Duinorchis, Zeealsem, Keverorchis, Harlekijn en Zeekool. Deze laatste is eigenlijk gewoon een boerenkool maar dan aan zee. Ik weet al wel waar ik mijn stamppot mee maak volgende winter…
Als bonus zagen we nog een huiskat die zilvermeeuwen aan viel. Dat was natuurlijk ook hartstikke leuk.

Daarna was het zaak om ons naar de andere kant van het eiland te verplaatsen. Met 20 kilo bagage en windkracht 7/8 tegen gaan die dingen toch niet helemaal vanzelf.
Op het kamp aangekomen trachtte men om een enigszins een eetbare maaltijd te creëren met hun meegebrachte gasstelletjes. Ikzelf was zo lomp geweest om een hele oven mee te nemen. Dus ik sloot mij op in de douche om daar een pizza op te warmen omdat alleen daar een stopcontact was. Dit alles onder het genot van een broedend scholekster paar dat ons met intimiderende dansjes en gekrijs uit de buurt probeerde te houden(hij was ook constant aan het rellen tegen zilvermeeuwen wat leuke luchtgevechten tot gevolg had).

De volgende dag begonnen we met een falende zoektocht naar een hop. Dit unieke vogeltje(zo uniek dat er een hele extra ecologische familie is bedacht alleen om hem te kunnen plaatsen) was volgens Dutch birding gezien op Terschelling in een klein drassig duinvalleitje. Maar die hebben we dus, helaas, niet gezien. Wel zagen we een torenvalk die met de meest acrobatische capriolen een stel boerenzwaluwen probeerde te vangen maar daar uiteraard in faalde, ook leuk.
Hierna knalden we door naar de East-Coast van het eiland voor de wadlooptocht. Koen, die voor de Waddenvereniging exclusieleider is, wist zeer veel te vertellen over de waddenflora en fauna. Het doel van de tocht was de oesterbank die een kilometertje of twee van de kust aflag. Onderweg vingen we het ene na de andere interessante wezentje: Pietermannen, Krabben, Zeepaddenstoel, Platvissen, Zeedruiven, Gewone garnaal, Alikruiken en Wadpieren. Vooral die platvissen vond ik grappig, die beesten hebben een scheefgegroeid oog. Dat komt doordat ze de eerste weken nog gewoon 'rechtop' zwemmen. Op een gegeven moment vallen ze om. Aangezien het niet fijn zwemmen is met 1 oog in het zand, verplaatst dat oog zich naar de zijkant.
De lunch bestond uit wilde kokkels en zeesla…

De dag daarna stond ook in het teken van wadlopen, alleen nu was niet soortenkennis aan de orde maar ging het puur om epischheid. De tocht was een pak en beet 20 km lange wandeling rond de Boschplaat. Een unieke manier om de legendarische wadplaat eens van een andere kant te zien. De uitgestrekte baggervlaktes van oernatuur met in de verte en weilanden met interessante waddenvegetaties als zeekraal en de wetenschap dat deze plek nog niet zo vaak betreden was door mensenvoeten maakte het een leuke ervaring.
Extra sfeermakers waren wel de grote hoeveelheden dode dieren. Elke twee meter stutten we wel weer op een uitgemergeld karkas. Of het nu een onthoofde zeehond was, een meeuwenskelet met half verteerde resten eraan geplakt of volledig uitgedroogde platvissen. Het deed ons denken: keken we hier naar onze toekomst? Of juist ons verleden? Welk aspect van ons sterft er in het aangezicht van ontberingen? Ons hogere zelf? Of ons ego? Betekend het sterven van het ego niet juist dat we meer in contact raken met ons hogere zelf? Bewandelde we het pad der verlichting hier en waren alle karkassen symbolen voor de uitgemergelde wezens die we waren geweest voor we eraan begonnen die nu van ons afvielen? Uiteindelijk is verlichting onmogelijk zonder de dood van vele aspecten in jezelf.

Ok nu draai ik door. Het was een leuke wandeling, dat wil ik maar zeggen…

Buiten al deze leerzame en gave activiteiten moest er tussendoor natuurlijk ook nog gereld worden. Zo hebben we met z’n allen de lokale speeltuin getrashed en hielden we speerwerp competities gehouden met hooivorken en een oude schoen als doel.
Al met al een zeer geslaagde en leerzame paar dagen.

Tekst: Christiaan Hoogendoorn
Foto: Nico Schavemaker