maandag 13 juni 2011

Prachtige schubben

In deze blog worden een aantal prachtige vlinders (ofwel Lepidoptera, letterlijk schubvleugeligen) beschreven die we tijdens onze natuurtochten tegen zijn gekomen. Dagvlinders onderscheiden zich van nachtvlinders door de vorm van hun antennes. Bij dagvlinders zijn de antennes gaaf, niet geveerd, en eindigen ze in een knopje. Bij nachtvlinders zijn de antennes meestal draadvormig of geveerd en eindigen ze (meestal) niet in een knopje. Het is dus niet zo dat nachtvlinders alleen s’nachts actief zijn! Je hebt ook dagactieve nachtvlinders. Maar in dit blogje gaat het alleen over “echte” dagvlinders. Wil je meer weten over de verschillende dag en nachtvlindersoorten dan kun je kijken op de website van de vlinderstichting.









De eerste vlinder die we tegenkwamen was het Bruin zandoogje (Maniola jurtina). Deze zat in een kalkgraslandje bij Eys en deze bruin met oranje vlinder is heel algemeen in Nederland. Hij is makkelijk te onderscheiden van de andere zandoogjes door dat de binnenkant van de vleugels helemaal bruin is. Bijzonder is dat deze vlinders wel tot 30 dagen (!) oud kunnen worden. De eieren worden afgezet op diverse grassen bijvoorbeeld Gewoon reukgas of Grote vossenstaart. Vervolgens overwinteren de vlinders als jonge rups en na de verpopping verschijnen de vlinders meestal begin Juni.









Ook dit klein geaderd witje (Pieris napi) is een algemene vlinder. Deze vlinder vind je vooral langs bosranden en in vochtige graslanden. Ze lijkt heel erg op het Kleine koolwitje, maar deze heeft niet een prachtige doradering aan de binnenvleugels. De rupsen eten voornamelijk Look-zonder-look en Pinksterbloem. De vlinder overwintert als pop hangend aan een stam of steen op een beschutte plaats. De vlinders kennen drie generaties, in sommige goede jaren zelfs vier. Het eerste Klein geaderd witje word meestal gezien rond begin April.









Een ander familielid van de witjes is het Boswitje (Leptidea sinapis). Dit zeldzame en verborgen levende vlindertje word naast Limburg alleen op twee plaatsen in Noord-Braband en op een plaats in Gelderland gevonden. Voor deze vlinder moet de omgeving een beetje ruig en struwelig zijn met liefst ook wat bos in de buurt. Bosranden zijn dus ideaal, maar de ene bosrand is de andere niet. Wil je dit vlindertje in de bosrand aantreffen dan zul je toch echt wel met wat bijzonders moeten komen! De bosrand moet lekker zonnig zijn, dus het liefst op het zuiden. Dan moeten er ook nog voldoende vlinderbloemige aanwezig zijn, zoals veldlathyrus en rolklaver, dat als voedsel dient voor de rups. Maar als je alles goed doet is de kans redelijk groot dat de vlinder er nog kan komen ook. Het Boswitje word namelijk gezien als een van de mobielere vlinders, al zou je dat niet zo zeggen als je ze ziet vliegen. Ze kunnen schijnbaar toch zonder enig probleem 4 kilometer afleggen als ze op zoek zijn naar een partner. Zo zie je maar weer, de natuur zit vol verrassingen!









Het is niet al te groot, een beetje oranje bruin achting, en lijkt wel een beetje op een nachtvlindertje. Toch is het Groot dikkopje(Ochlodes sylvanus) geen nachtvlinder maar een dagvlinder (goed te zien aan de antennes). De rupsen van dit algemene vlindertje zijn net als die van het Bruin zandoogje echte graseters. Het rupsje dat uiteindelijk uit het eitje tevoorschijn komt maakt een kokertje van blaadjes om de winter door te komen. Begin Juni komen de eerste vlinders tevoorschijn.









In Limburg zijn natuurlijk ook zeldzamere vlinders te vinden! Zoals deze Grote parelmoervlinder (Argynnis aglaja). Deze zeer zeldzame standvlinder plant zich in Nederland tegenwoordig alleen nog op enkele plaatsen op de Waddeneilanden en op de Hoge Veluwe. Hij stelt dan ook moeilijke eisen aan zijn omgeving! Zo moeten er in het leefgebied voldoende viooltjes zijn waar hij zijn eieren op af te kan zetten. Maar ook moeten er in de buurt voldoende nectarplanten zijn als Knoopkruid, Akkerdistel, Kale jonker en Braam! Gebieden die groot genoeg zijn om deze twee kenmerken te hebben zijn er in Nederland helaas maar weinig. De vlinder op de foto is dan waarschijnlijk ook een vlinder op doortocht. De vlinders kunnen tot 10 km ver vliegen voor voedsel of paarplekken! Geen wonder dus dat dit prachtige beestje zijn weg naar Limburg heeft gevonden.









Een familielid van de Grote parelmoervlinder is (je raad het nooit!) de Kleine parelmoervlinder (Issoria lathonia). Deze vlinder is iets algemener dan zijn grote broertje maar toch niet een heel alledaagse verschijning. Zij doet het het beste op droge, warme, schrale graslanden met enkele open plakken waar ze kunnen zonnen. Ook deze vlinder is als rups afhankelijk van viooltjes, maar eten als volwassen dieren ook graag nectar van koninginnekruid en slangenkruid. Een echte vlinder van duinen en duinvalleien dus! Zoiets als Terschelling dus waar we deze vlinder gezien hebben tijdens de LaarX excursie. Maar gelukkig voor ons ook in Limburg.










De Volgende vlinder is ook een van de parelmoervlinders maar wel een hele bijzondere. Van deze Veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia) zijn sinds 1959 geen eieren meer in Nederland aangetroffen en zij is sindsdien ook alleen nog maar bekend van sporadische waarnemingen. Dit jaar zijn er in Zuid Limburg extreem veel waarnemingen en is de vlinder ook gezien op plaatsen waar zij voorheen nooit is gesignaleerd. Misschien dit jaar dan toch weer voortplanting? Wie weet, het habitat is wel aanwezig. Deze vlinder houd namelijk vooral van droge graslanden met veel kruiden. Ook moet er veel Grote weegbree staan zodat zij goed eitjes kan afzetten. Wij hebben er in ieder geval al zeker zeven gezien dit jaar, nu wachten op de eerste rupsen!









De laatste van de aurelia’s die we in deze blog behandelen is de Gehakkelde aurelia (Polygonia c-album). De laatste want de voorgaande parelmoervlinders zijn directe familie van deze algemene vlinder, al zou je dat niet direct zeggen. De gehakkelde aurelia word over heel Nederland gevonden, zelfs op landgoed Larenstein. Duidelijk te herkennen aan de witte c op de onderkant van de vleugels en de gerafelde randen vinden we deze vlinder langs bosranden en in tuinen. De rupsen, die van achteren op vogelpoepjes lijken, leven van grote brandnetel. Als de rupsen vol gegeten zijn verpoppen ze en worden ze vlinders. De vlinders kun je bijna het hele jaar door vinden. zelfs heel vroeg in het jaar omdat deze soort als vlinder overwinterd. Een vroege vogel dus!









Een verrassingen was deze Eikenpage (Favonius quercus). Nooit gedacht deze vlinder nog eens van zo dichtbij te zien omdat het grootste gedeelte van zijn leven zich hoog in de toppen van bomen afspeelt. Ze paren in de boomtoppen. Ze leven als rups in de toppen van de bomen waar ze zich voeden met de eikenknopjes, en dan ook nog eens alleen s’nachts! De verpopping is de enige levensfase die zich op de grond kan afspelen. Nadat ze zijn uitgekomen vliegen de vlinders direct weer naar boven, om alleen nog naar beneden te komen om te drinken van dauwdruppeltjes. Al met al een bijzondere ontdekking dus. Staan er bij jou in de buurt ook hoge eiken op een zonnige plek, dan zit er toch wel een kansje in dat je misschien ooit een keer een zelfde soort ontdekking gaat doen! De vlinder is namelijk niet heel zeldzaam en verspreid over het hele land waargenomen. Kijk op een zonnige dag maar eens naar de top van een grote eik. Zie je een vlinder, dan is er een kans dat het een eikenpage is!









En als klap op de vuurpijl de kleine weerschijnvlinder (Apatura ilia). Deze vlinder is al sinds 1994 niet meer in Nederland waargenomen! Maar na een afwezigheid van ruim 17 jaar is er toch eentje zo dapper geweest om de oversteek te vanuit Belgiƫ of Luxemburg te wagen. En als zoiets gebeurd gaan wij er natuurlijk direct achteraan om voor jullie een goede foto te maken! Das nog niet zo makkelijk als je bedenkt dat deze vlinders voornamelijk boven in de bomen rond vliegen. Gelukkig stonden er in het gebied waar de vlinder was gesignaleerd niet zo veel wilgen (een belangrijke waardplant, maar ook het sap van de luizen die op deze bomen zitten is ook een belangrijke voedselbron) dus dat vergemakkelijkte het zoeken enigszinds. Maar als je dan gaat zoeken zijn de wilgenbomen wel weer erg groot en is de vlinder wel weer erg klein. Bovendien is het beest van binnen wel prachtig blauw oranje weerschijnend maar van buiten voornamelijk bruin, zoals ook te zien is op de foto. Maar na enkele minuten zoeken was hij dan toch gevonden, rustend op een boom, terwijl hij met zijn roltong korstmos aan het afzoeken was naar lekkere luizenpoepjes. Je moet er maar van houden. Een bijzondere vondst dus en wat mij betreft ook een gepaste afsluiter.

Foto's: Robin Kraaij (met uitzondering van het Klein geaderd witje, die heb ik namelijk gemaakt)
Tekst: Tim van Leeuwen